Ze leek op een wolk te zweven. ‘Kalmte kan je redden, ‘ was Genies mantra. Wel, kalmte had haar gered. Meer nog, ze had het fantastisch gedaan.
’s Morgens had ze met een tot nu toe ongekende kalmte de receptie voorbereid en zichzelf geprepareerd. Cheerleader was komen supporteren, aankleden en maquilleren. Het resultaat was verbluffend.
Het klaarzetten van de zaal had haar evenmin van haar stuk kunnen brengen. Als dit was wie ze kon zijn …
Le moment suprême, had het publiek genoten van de presentatie. Ze was er doorheen gefietst. De commissie was meer dan tevreden. Het was dus erg vlot gegaan.
Bij de speech van haar baas had ze een traan gelaten. Bij de hare, was ze bijna in snikken uitgebarsten. Maar ze had het wel gered.
Zelfs de receptie was tof geweest. Zij, die op zo’n momenten liefst de allure kreeg van een muurbloem, had tussen het volk door gefladderd alsof het niets was. Ze kende iedereen, natuurlijk, maar toch …
Daarna was de druk van haar schouders gevallen. Ze had hem erbij gewild: als lief. Ja, nog steeds. Maar ze had de klus alleen geklaard, met het team. Ze had hem niet nodig.
En toen kwam het nieuws: T. had aan de deur had staan luisteren. Wat moest ze ermee aan? Ze was er helemaal door van slag geweest. Hij was komen kijken? W aarom had hij op voorhand niets laten weten? Waarom was hij niet binnengekomen?
Cheerleader had hem blijkbaar gesmst wat zij al die tijd had gedacht: “Dat hij er mocht zijn: als haar lief en haar beloofde haar nooit meer los te laten.” Het had niet mogen zijn. Ze had het nochtans gehoopt, ooit. En die sluimerende vurige wens kwam terug toen ze hoorde dat zijn ouders met hem zouden gaan praten, omdat T. daar zelf om gevraagd had.
Het was ijdele hoop…