Zijn vader had hem 14 dagen geleden afgezet. Hij begon aan een nieuw hoofdstuk. Nieuwe opleiding om daarna weer in een andere job te vliegen. Het was niet eenvoudig, want als programmeur lagen de goedkopere werkkrachten op de loer.
Niet veel later kwamen de berichtjes binnen: er was azijn vermist in de keuken, en wijn. Of ze hem even kon aanspreken? Het telefoontje was wat onwennig en verward, maar het was een misverstand? Hij drukte het haar op het hard. Zijn ouders hadden hem zoveel spullen meegegeven dat hij niet goed wist wat van hem was en wat niet. Hij zou het terugbetalen en het zou niet meer gebeuren.
Maar dat bleek gelogen. Enkele dagen later kwam het relaas pas echt op gang: Hij dwaalde ’s nachts door het huis, de kasten doorzoekend. Wat hij juist zocht was onduidelijk. Hij was meer stoned of dronken dan bij zijn positieven en zijn kleur verraadde dat dit geen uitzondering was. Glasscherven waren stille getuigen van zijn strooptocht waarbij vervolgens ook melk, fruitsap en de currypasta verdween. Niets groots, maar het vertrouwen in hem was weg.
En dus moest hij vertrekken. De woorden kwamen als een mokerslag binnen en de tranen rolden over zijn wangen. “Geef me nog een kans, het zal niet gebeuren,” smeekte hij. Maar zijn eerdere beweringen en zijn vage verklaringen voor zijn gedrag, gaven aan dat het probleem veel dieper zat. Hij had hulp nodig.
Zijn vader klonk moedeloos aan de telefoon. Hij was niet verbaasd, maar voelde zich machteloos om stappen te ondernemen. Nu in elk geval niet. Margo zorgde voor een hotel. Een warm bed, ontbijt, … een plek om te blijven voor enkele dagen. Het eten dat ze hem wilde meegeven weigerde hij. Hij zou zijn plan wel trekken.
In de auto en bij het opruimen van zijn kamer kwamen de puzzelstukjes naar boven. Van arbeidsongeschikt over opname in het ziekenhuis tot dakloos. Hij leek een vogel voor de kat.
Ze wilde hem zo graag een dikke knuffel geven, een warm bad, structuur en een reden om voor te leven. Haar handen voelden leeg. En alles wat ze écht kon doen, was hem doorverwijzen naar een instantie waar hij wel geholpen kon worden. Zodat hij – eens hij zelf een hulpvraag zou hebben – zijn plekje zou kunnen vinden.
Ze stopte zijn vuile kleren in de wasmachine en wenste dat hij ooit de warme huiselijkheid kon vinden van een plek waar zijn was met evenveel warmte zou gedaan worden. Een plek die hij zijn ‘thuis’ zou kunnen noemen.